Ineke Huibregtsen is sinds 2013 directeur van Prinsenstichting. Onder haar leiding is overgegaan tot de bouw van nieuwe woningen voor ruim 130 cliënten, een proces dat veel voeten in de aarde heeft gehad. In februari zijn ze verhuisd. We blikken terug op het proces en kijken vooruit naar de toekomst van Kwadijkerpark.
Veilige plek
Kwadijkerpark werd in de jaren '70 aangelegd voor de cliënten van Prinsenstichting. Het idee was een veilige plek te bieden aan mensen met een verstandelijke beperking. Huibregtsen: 'De opvatting in die tijd was dat mensen met een verstandelijke beperking zich niet als gewone burgers konden voegen naar de maatschappij; dat de samenleving hen niet begreep en dat je de cliënten moest beschermen. Soms ook zaten er mensen bij tegen wie men de samenleving wilde beschermen, ook dat was het beeld.' Kwadijkerpark werd opgezet als een kleine samenleving, met voorzieningen als een boerderij, een moestuin, een sportcentrum en een eetcafé. De cliënten woonden er in woongroep-achtige situaties. Ze deelden de woonkamer, keuken en badkamer.
Meteen al in 1979, toen de eerste cliënt van Prinsenstichting op het terrein kwam te wonen, zag men in dat isolatie de cliënten geen goed zou doen. Huibregtsen: 'Prinsenstichting had toen al, heel revolutionair, ook een aantal woningen in een nabijgelegen woonwijk. Hier leefden cliënten met elkaar in eengezinswoningen.' Een landelijke trend in de jaren '90 volgde. Men wilde af van de terreinen waar cliënten in afzondering woonden. Als het enigszins kon kwamen mensen met een beperking in kleine groepen in de wijk terecht. 'Toen ik 8 jaar geleden directeur werd hadden we veel kleine locaties waar zes tot tien mensen een woning deelden. We zagen dat het lang goed kon gaan met zo'n groep, maar het evenwicht was kwetsbaar. Als cliënten ouder worden en komen te overlijden dan verandert de dynamiek van een groep. Wanneer er dan ook nog nieuwe cliënten op een locatie komen te wonen, met misschien wat complexer gedrag, dan kan dat zorgen voor onrust; in de groep, maar ook in de buurt.'
Nieuwbouw
In 2006 maakte Prinsenstichting plannen om een deel van het terrein te verkopen met als doel nieuwbouw te financieren. Het idee was een gespikkelde wijk op te zetten: woning met cliënten werden afgewisseld met marktwoningen. Dat plan is niet uitgevoerd. 'We beseften op tijd dat dat niet verstandig is. Het is moeilijk wat betreft exploitatie, het is kostbaar, kwetsbare bewoners hebben te weinig terugvalopties en het overvraagt het absorptievermogen van de buurt.' Het plan bleek te idealistisch van opzet. Huibregtsen: 'Wat je cliënten gunt is dat als ze er rustig van worden een hele middag luid zingend op de schommel te zitten, dat het dan ook kan. Het is heel onschuldig gedrag, maar in een gewone wijk vraagt het teveel van mensen. Denk je in: je zit in de tuin en dan hoor je dag na dag luid gezang. Het is geen eng gedrag, maar het is wel teveel voor een buurt. Dat gaat op een gegeven moment niet goed.'
Aantrekkelijke wooncomplexen
Intussen is de balans gevonden. Prinsenstichting houdt een aantal kleine locaties in de wijk aan. 'Deze cliënten wonen nog steeds in de wijk en maken er onderdeel van uit. Ze hebben er hun sociale contacten zoals iedereen die heeft, maar ze hebben nu een terugvaloptie bij de grotere eenheden.' De nieuwe gebouwen zijn groter. Ze liggen in – of aan de rand van – de nieuw te bouwen woonwijk. Aan de buitenkant zien ze er niet uit als een instelling, maar als een verzameling aantrekkelijke wooncomplexen. Sommige gebouwen zijn in een hoefijzervorm gebouwd. Ze hebben een binnentuin die bescherming biedt. Hier kunnen de cliënten zich afzonderen van de buitenwereld wanneer ze daar behoefte aan hebben. Huibregtsen: 'In de binnentuin kan je wèl luid zingend op de schommel zitten.'
In de nieuwbouw hebben de cliënten meer keuzes dan voorheen. Niet alleen kunnen ze kiezen al dan niet de wijk in te gaan; ook binnenshuis hebben ze de regie. Het studentikoze gevoel van de woongroep is weg. 'Je kunt iemand niet veroordelen een leven lang de badkamer te delen met mensen die hij niet als huisgenoot gekozen heeft. Dat is niet van deze tijd. Onze cliënten hebben, als ze zelfstandig gebruik kunnen maken van sanitair, allemaal een eigen badkamer. Dat vonden we belangrijk.' Voor clienten die veel hulp nodig hebben is een grote zorgbadkamer beschikbaar die zij delen met een andere client. Veel appartementen hebben een eigen voordeur en zijn voorzien van een achterdeur naar de groep. Dit soort architectonische keuzes helpt cliënten een meer normaal en zelfstandig leven te leiden.
Van waarde zijn
De veranderingen in huisvesting gaan gelijk op met ontwikkelingen in de psychiatrie en de gehandicaptenzorg. Huibregtsen: 'Men is gaan zien dat ook mensen met een beperking of onhandig sociaal gedrag volledig deel uit kunnen maken van de samenleving, sterker nog: ze zijn van waarde. op. Ze hebben ook iets bij te dragen. Mensen met een beperking doen dit misschien anders dan jij en ik met onze banen en carrière en koophuizen en kinderen, maar wat ze bijdragen heeft net zo veel waarde.'
De cliënten van Prinsenstichting helpen in verpleeghuizen, houden tuinen bij, brengen post rond of staan in de horeca. Op het terrein staat een eetcafé. Huibregtsen veert op: 'Na Covid wordt het in Kwadijkerpark een Vondelpark-achtige situatie. Dan loop je met je kinderen en kleinkinderen door het park. Er is een speeltuin en een plek waar je een glaasje ranja kan drinken. En dat glaasje ranja wordt door onze cliënt ingeschonken. Die staat daar dan niet als cliënt, maar als werknemer van een eetcafé. Hun werk, daar zijn ze trots op. Je moet niet vergeten wat het doet met mensen als je je leven lang alleen zorg ontvangt en niet gewaardeerd wordt voor wat je kan geven. Mensen willen van waarde zijn. Op het moment dat ze de post rondbrengen of pindaslingers verkopen of het schone linnengoed in een verpleeghuis rondbrengen, dan zijn ze van waarde. Dat doet iets met hun identiteit. We hebben voorbeelden van cliënten die enorm ingewikkeld kunnen zijn in hun gedrag, maar zodra ze het terrein af gaan om te werken zijn ze zo mak als een lammetje. Denk dus niet 'die mensen kunnen dat niet', maar waag de gok. Neem het risico en dan zie je wat er mogelijk is. Wij doen dat. We willen een organisatie zijn met lef.'
Samenleven in Kwadijkerpark
In samenwerking met AM en Rochdale is het park zo ingedeeld, dat er mogelijkheid is voor uitwisseling, maar vooral ook voor rust. 'Het is niet de bedoeling dat de toekomstige bewoners zich verplicht voelen iets met onze cliënten te doen. We zijn buren. Buren zijn elkaar niks verplicht, maar het kan voor komen dat je iets voor elkaar betekent. Wat ons betreft is een woonomgeving een privé-omgeving, geen werkplek.'
Huibregtsen raadt mensen aan het contact met cliënten van Prinsenstichting luchtig te houden. Cliënten met een complexe zorgvraag, met 'een gebruiksaanwijzing', gaan altijd op pad met een begeleider. Anderen zijn zelfstandig. 'Soms komen er cliënten naar me toe en vertellen me een verhaal waarvan ik geen idee heb wat ik ermee moet. Wat ik geleerd heb: ik hoef helemaal niets te doen op zo'n moment. Je hoeft de leiding niet te nemen, er hoeft niks te worden opgelost. Ontmoetingen verlopen het fijnst als je gewoon even luistert. Dan heb je de leukste gesprekken. Laatst nog:'Is Covid al voorbij?''Nee.'
'Duurt lang!'
'Ja hè.'
'Ja! Doei!'
Hou het dus licht en voel je niet verantwoordelijk iets met de situatie te doen. Als een cliënt verdrietig is zeg ik: 'Joh, vervelend. Maar het is wel een lekker zonnetje hè, vandaag.' En dan hoor ik: 'Ja een heerlijk zonnetje!'
Het hoeft niet meer te zijn dan dat.'